Waar vind ik de QR-code?
Opmerkelijk eigenlijk: als ik de begraafplaats oploop, is het eerste waar mijn ogen naar zoeken het moderne symbool dat me online zou moeten leiden naar de plek waar ik moet zijn.
Maar waarheen ik ook kijk terwijl ik hier midden op het grindpad sta: geen bord, geen zwart-wit blokjespatroon, geen URL, zelfs geen plattegrond te bekennen.
Pas in tweede instantie ga ik op zoek naar een mens van vlees en bloed om me uit de brand te helpen. Ik loop terug naar het kantoor bij de ingang van het terrein. Karige jaren tachtig stijl, grijs-witte bakstenen, rechthoekig franjeloos pand, met platte dak en kobaltblauwe toegangsdeur. Een flink contrast met de neogotische kapel verderop uit 1879 en ontworpen door Pierre Cuypers, architect van onder meer het Centraal Station in Amsterdam.
In een kamer naast de ingang zit een man achter een beeldscherm. Als ik zachtjes op de half openstaande deur klop, staat hij op. Ik vraag hoe ik te weten kom waar degene ligt die ik zoek.
‘Naam?’
Ik noem de naam.
‘Cuba. Een echtpaar. Kom maar mee.’
De man blijkt de beheerder te zijn en in zijn eentje alles hier te bestieren. Hij regelt ook de diensten die in de kapel worden gehouden en restaureert de graven, vertelt hij als we samen het middenpad aflopen.
Hij draagt groene kaplaarzen. Onderweg naar onze bestemming schudt hij moeiteloos wat details uit zijn mouw over de uitvaart van de overledenen voor wie ik hier ben. Het zijn de ouders van een vriendin – geboren op Cuba, in de jaren vijftig gevlucht naar Curaçao en uiteindelijk hier beland in het kielzog van hun studerende kinderen. Respectievelijk veertien en twaalf jaar geleden overleden.
Als we bij het graf zijn noem ik nog een naam, die van de moeder van een jeugdvriend. ‘Ze ligt hier vlakbij’. Hij stapt alweer kordaat verder om me voor te gaan.
Hij lijkt het hele terrein als zijn broekzak te kennen. Hij praat er nuchter over, toch sijpelen trots en de liefde voor zijn werkplek in zijn woorden door. Meer dan duizend graven hier – en nog plek zat – ‘graven, grafkelders, wat je maar wil en bij de parkeerplaats kunnen we nog uitbreiden’ – geen noodzaak om graven te ruimen.
‘Hoe weet u die graven allemaal zo feilloos te vinden?’
‘Ach, dit zijn inkoppertjes. Recentelijk overleden.’
Dan laat hij me respectvol alleen met mijn overpeinzingen en loopt terug naar het kantoor.
Niet veel later ben ik terug bij de ingang. De gelaarsde beheerder staat verderop onder de bomen een sigaretje te roken. Ik vraag hem of ik even naar de WC kan binnen. Hij wijst. ‘Die deur.’
Ik zeg dat ik nog iemand zoek, dat bedacht ik me net. Een onderwijzer van de lagere school met wie ik tot een paar jaar geleden nog contact had, tot zijn plotselinge dood. Praktiserend katholiek, dus zijn graf moet hier ook zijn. Ik noem zijn naam.
Hij neemt nog een trekje en zegt na het uitblazen van de rook: ‘Die ligt op een ander gedeelte. Maar ga eerst maar naar de WC.’
Reactie plaatsen
Reacties