
De OV-fiets is inmiddels even typisch Nederlands als de HEMA of de kringverjaardag. Ik ben een regelmatig en tevreden gebruiker. Zo verdomd handig om je reis met het openbaar vervoer het ultieme zetje te geven. De trein brengt je nu eenmaal niet van deur tot deur.
Voor de lezer die de formule niet kent: met je OV-chipkaart open je het slot van een van de blauw-gele OV-fietsen die altijd in ruime getale in de stalling van het NS-station staan, je fietst naar de plek van bestemming, komt terug bij de stalling wanneer het jou uitkomt en zet de fiets weer op slot. Het verschuldigde bedrag – toegegeven, de prijzen zijn vorig jaar omhoog gegaan – wordt automatisch van je rekening afgeschreven.
Als ik naar mijn bejaarde moeder ga die in een woonzorgcentrum in Den Haag woont, neem ik altijd de OV-fiets vanaf Den Haag Centraal. Tenzij het pijpenstelen regent natuurlijk.
Onlangs waren alle OV-fietsen uitgeleend bij het station. Ik stond vervolgens met een paar andere reizigers te dralen. Gingen we wachten tot er zo dadelijk een reiziger de roltrapband af zou komen om zijn OV-fiets terug te brengen of pakten we toch maar de tram?
‘Hoelang duurt het ongeveer tot er weer fietsen zijn?’, vroeg een vrouw aan de fietsenstallingman. ‘Tussen één minuut en 24 uur’, antwoordde de man gevat.
We zijn een situatie als deze niet meer gewend in onze strak georganiseerde informatiesamenleving. Of het nu de wachtrij bij de Efteling is, aan de telefoon bij de huisarts of wachtend op het perron vanwege een vertraagde trein: we weten ongeveer hoelang het gaat duren, of denken dat te weten. Maar daar, in de fietsenkelder was het wachten volstrekt ongewis. We konden pech hebben of geluk. En de kwestie was dus: hoelang gingen we ons geduld op de proef stellen?
We raakten aan de praat, mijn toevallige lotgenoten en ik; over onze strategie, hoelang we van plan waren te gaan wachten en wat het doel van onze reis was. Het ongewisse wachten schiep een band, we begonnen zelfs flauwe grapjes te maken.
Hoe vaak gebeurt dat eigenlijk nog dat reizigers die vreemden van elkaar zijn, een gesprek met elkaar aanknopen? In de trein in elk geval zelden. Daar zit bijna iedereen op zijn telefoon al of niet met oortjes in, of maakt iemands gezichtsuitdrukking duidelijk dat een gesprek aanknopen niet de bedoeling is. Pas als zich een onverwachte gebeurtenis voordoet die ons gezamenlijk treft– de trein staat lang stil ergens, of zoals dus op Den Haag Centraal met de-OV-fietsen-zijn-op toestand – tonen we ons weer geïnteresseerd in het verhaal van een ander en zetten we onze stembanden in werking.
Telkens wanneer zich een fietser aandiende boven aan de roltrapband keken we reikhalzend uit: was het een blauw-geel exemplaar? Vervolgens de gedeelde teleurstelling toen dit niet het geval bleek en het wachten nog even voortduurde.
Na een kwartier resteerden er nog twee wachtenden, een vrouw en ik. De anderen waren al vertrokken naar tramhalte of busstation. De vrouw meldde, de OV 9292 app raadplegend, dat de tram naar Scheveningen er zo aan zou komen, de tram die ik ook moest hebben. Vervolgens kozen we allebei eieren voor ons geld en liepen naar de tramhalte.
Toch gezwicht voor de schijnbare zekerheid van het weten.
Reactie plaatsen
Reacties