Dat het weer goed komt

Gepubliceerd op 9 februari 2025 om 11:09

Ze lijkt steeds meer te krimpen. Zelf ziet ze het anders. ‘Goh, je wordt steeds langer’, zegt ze steevast bij het afscheid, als ik haar een voorzichtige hug geef om haar broze lijf te ontzien.

 

Als ik nu binnenkom, de deur staat altijd op een kier, is ze bezig naar het keukentje van haar appartement te schuifelen, kromgebogen achter haar rollator. Het zou zomaar kunnen dat ze onderweg het doel van haar missie is kwijtgeraakt.
Ze zet grote ogen op als ze me binnen ziet komen en kijkt vervolgens naar de grote digitale klok die boven de bank hangt. Alsof daar het alles omvattende antwoord is te vinden over mijn verschijning. ‘Welke dag is het vandaag?’


De laatste tijd kondig ik mijn komst vooraf niet meer aan. Ze hoort zo slecht dat een telefoongesprek steeds lastiger wordt. En bovendien: ze zou het allang zijn vergeten op het moment dat ik binnenwandel.


Meestal verlopen mijn bezoekjes volgens een vast patroon. Ik haal de post op uit haar postbus, beneden bij de ingang van het woonzorgcentrum, doe boodschappen als die nodig zijn, we drinken koffie en we kletsen wat. Dan ga ik zo dicht mogelijk bij haar zitten en hou ik mijn zinnen zo kort mogelijk. En laat ik de woorden als het even kan niet in elkaar overlopen.

We kijken dit keer samen tv, de televisie stond al aan toen ik binnenkwam. Ze lijkt voornamelijk nog te porren voor sport. Skiën, voetbal, snooker, wielrennen en tennis, zoals nu – op Eurosport.

Van een ommetje buiten komt de laatste tijd weinig meer. Te koud vindt ze het, de winter is steeds minder een vriend, als hij die ooit al was – vel over been als ze is. En haar energie lijkt langzaam maar zeker weg te vloeien. Al stelden de loopjes weinig voor, letterlijk een blokje om, beweging en de buitenlucht deden haar zichtbaar goed. Vaak maakte ze dezelfde woordgrap als ze voor de ingang de naam van het woonzorgcentrum, Oldeslo, ontwaarde. ‘Old and slow’. En dan opkijken om mijn reactie te peilen op haar spitsvondigheid. Ze was altijd al goed met taal.
 

Toen we vorig jaar naar een van de laatste wedstrijden van Nadal keken, imiteerde ze met gevoel voor theater diens rituelen voordat hij aanlegde voor zijn service. Met de vingers plukkend aan het shirt bij de schouders, vingers door het haar. Dat weetje over Nadals neuroses huist kennelijk in een deel van haar geheugen waartoe ze eenvoudig toegang heeft. Maar de tussenstanden, uitslagen en naar welke wedstrijd ze tegenwoordig zit te kijken, doen er steeds minder toe. 'Ik ken ze niet meer.'
Soms weet ze me te verrassen. Zoals vandaag als ik vertel dat er een nieuwe Spaanse toptennisser is. En dat hij nog jong is. ‘O ja, die leuke knul.’


Het wereldnieuws gaat steeds meer langs haar heen en dat is misschien maar beter ook.
Mijn moeder is de laatste der Mohikanen. Haar zes broers en zussen zijn al overleden, net als al haar zwagers en schoonzussen. En nu mijn schoonouders er ook niet meer zijn, ervaar ik des te meer dat het dak van de familie op ons is komen te rusten, mij en mijn generatiegenoten in familie en gezin. Natuurlijk, zo gaan die dingen. Maar met alle boosaardige berichten uit de wereld die iedere dag over ons worden uitgestort, mis ik dit: dat er een gezaghebbende senior is in de familie die mij gerust weet te stellen. Mij een aai over de bol geeft en zegt dat het weer goed komt met de wereld. Niet dat mijn moeder die rol ooit heeft vervuld overigens. Doorgaans had ze aan haar eigen sores haar handen vol en schoot de toewijding aan de wereld in het algemeen en de mensen om haar heen in het bijzonder er bij in.
Er zit dus niets anders op: ik zal mezelf moed moeten inpraten nadat ik de ochtendkrant heb dichtgeslagen.  


Intussen staat Alcaraz op matchpoint. Ik zeg dat ik weer ga opstappen.
‘Naar de dijk?’
Naar de trein!’, herhaal ik met nog meer stemvolume dan zojuist.

 



 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.